De virussituatie bij narcis is complex; er zijn verschillende virussen uit diverse virusgroepen in het gewas aanwezig. De zichtbaarheid van virussymptomen wordt bepaald door de cultivar, de omgeving en de wisselwerking tussen de verschillende virussen. Om te kunnen bepalen of het spuiten van insecticiden ter voorkoming van virusoverdracht zinvol is, is er kennis nodig over de aanwezige virussen in de partijen en over de vector van het virus.
Om meer informatie te krijgen over de aanwezigheid van virussen in partijen narcissen in de praktijk worden monsters geanalyseerd met een High Throughput Sequencing (HTS). Van deze monsters worden gegevens geanalyseerd en wordt bepaald welke virussen in de partijen aanwezig zijn. Vervolgens worden de vectoren van deze virussen vanuit bestaande kennis over het virus achterhaald. Met deze kennis kan bepaald worden of het (nog) zinvol is om gewasbescherming toe te passen om virusoverdracht door luizen tegen te gaan.
Uitvoerder: Wageningen University & Research
Financiers: Narcissentelers en Stichting Bloembollenonderzoek
Contactpersoon: Elaine Vlaming
In de media
